Ik moet naar het centrum van Amsterdam. Met de auto, uh, liever niet. Met het openbaar vervoer reis ik eigenlijk nooit meer: het is niet nodig, ’t is best duur, ik ben ontzettend lang onderweg omdat een treinstation in ons dorp ontbreekt èn – eigenlijk het allerbelangrijkste – ik heb geen idee hoe het in- en uitchecken tegenwoordig gaat. Maar nu verkoopt Kruidvat treindagkaarten. Een actie: voor nog geen veertien euro een dag reizen. Gelukkig heb ik kinderen met een reisproduct. Die weten dus echt àlles. Van in- en uitchecken, en van oude mensen. Oude mensen die beledigd zijn als je opstaat, want vind je hen oud of zo.
Een tijdje geleden heb ik mijn ogen laten testen: ik hoef geen bril, ik schijn nog genoeg te zien. Ook mijn haar hoef ik vanwege ontbrekende grijsheid niet te verven. Ik weet wat Spotify is en kijk ‘Game of Thrones’. Ik voel me niet oud, sterker nog, ik voel me eindelijk jong. Jong genoeg om te leren hoe ik met een geldige kaart de trein in stap.
Meest geduldige zoon werpt zich op als begeleider bij het voorbereiden van de trip. Wij zoeken de snelste verbinding. Deze heeft een overstap die niet langer dan vier minuten mag duren. O nee, dat maar niet de eerste keer. Dan maar wat langer onderweg zonder overstap. Vervolgens een foto van een in-/uitcheckpaal. ‘Het kaartje voor de sensor houden, en niet – zoals alle andere oude mensen dat doen – bovenop.’ Niemand wijst je zo goed je plaats als je kinderen. Best iets om dankbaar voor te zijn.
Als ik met de auto ben moet ik opletten. Nu kijk ik. Mijn ogen uit. Bij Oostvaarders bijvoorbeeld. Herten en een kudde koeien, prachtig gebruind gras en bomen die gestorven lijken. Voor ik uitgekeken ben, arriveer ik in Amsterdam.
Ook de terugreis verloopt voorspoedig. Totdat ik uitcheck. Ik hou de kaart goed voor de sensor en bovenin de uitcheckpaal verschijnt met grote letters ‘Check uit bij een andere vervoerder’. Da’s waar ook, geen monopolie meer voor de NS. Betrapt kijk ik om me heen; oud of zo?