Mijn vorige blog gaat over een crisis (tweedeling) tijdens een parcours (af te leggen weg) in een klimbos. Ik heb hoogtevrees en verwachtte daarom enige angst. Maar hoe reëel is verwachtte angst -of blijdschap- als je nog veilig op de grond staat. Niet in te calculeren, dus je gokt er maar op? Net zoals je gokt, vermoedt of hoopt dat je van elkaar blijft houden als je een verbintenis aan gaat, dat je een goede ouder bent voor je kinderen, dat je leven de moeite waard blijft als de verbintenis geen stand houdt, je ziek wordt of als een geliefde sterft. Om maar wat te noemen.
Soms word je verrast door wat er gebeurt, soms door wat een gebeurtenis met jou doet. Ook al overzie je het niet, toch moet je door. Als dit niet lukt, zoek je hulp. Die hulp ziet er vaak anders uit dan verwacht. Er wordt niets voor je opgelost, nee, jij wordt aan het werk gezet: je moet je bezinnen op je situatie en een nieuwe balans zoeken.
Als ik Blauwhelm roep, vertelt ze (vriendelijk hoor, daar niet van) dat ik verder moet, desnoods kruipend. In plaats van ‘jij weet niet wat hoogtevrees is’ te gillen, dringt door dat afkoppelen gewoon niet kan. Wat komt zal toch niet erger zijn dan wat was? Ik herpak met moed der wanhoop door herinneringen aan ‘overwinningen’. En ga: schuifelend en wiebelend en het koord van de zekering in mijn handen geklemd als is het mijn levensader. De twintiger achter mij reikt een touw aan waar ik zonder springen net niet bij kan. Ze vindt het geen probleem.
Ik heb geen tijd voor hoogtevrees, zo hard werk ik aan balans om van daaruit te verplaatsen richting einde parcours. Veilig op de grond, werp ik mijn tuig af. Dit echt, maar dan ook echt nooit meer. Na een half uur en een kop koffie denk ik er anders over. Het was goed het parcours volledig af te leggen. Ik weet nu dat ik meer ben dan deze angst. Dat geeft energie. Voor een evenwichtiger besluit.